Maandag 9 januari 2023 in SCHUUR, Lange Begijnestraat 9 Haarlem:
een avond met dadaïstische films. (90 minuten. Aanvang 19:00u)
Korte dadaïstische films van Hans Richter, Fernand Léger & Dudley Murphy, René Clair & Francis Picabia, Luis Buñuel & Salvador Dalí.
DADA protesteerde, provoceerde en shockeerde. De dadaïsten vierden de onzin en de leut. Ze zetten gevestigde kunstopvattingen op hun kop en ontregelden vertrouwde publieksverwachtingen. Die dwarsheid zit ook in hun films. Films waar men destijds schande van sprak, worden nu als ‘klassiekers’ beschouwd. Hilarische taferelen in de bioscoopzaaltjes.
In Schuur is een programma van opzienbarende dadaïstische films te zien.
Tijdens de feitelijke Dada-periode (1916-1920) maakten de dadaïsten onconventioneel tekst- en beeldwerk en hielden ze spraakmakende soirees. Het maken van films lag nog niet in hun bereik, al wezen de fotomontages die de Berlijnse dadaïsten maakten in zekere zin al op de dadaïstische film vooruit door hun shockwerking en het simultane ‘beeldverhaal’ dat uit de vele beeld- en tekstfragmenten ontstond (zie ook Dada & film 2: fotomontage).
Een zekere shockwerking werd ook door de eerste films van Hans Richter teweeggebracht – voor de filmkijker was de abstracte film immers een totaal nieuwe ervaring. Richter wordt beschouwd als de eerste dadaïst die autonome films maakte.

De Duitser Hans Richter raakte in 1917 betrokken bij Dada in Zürich, en hield zich vanaf 1919 een aantal jaren bezig met abstracte vormexperimenten, samen met de Zweed Viking Eggeling. Dit resulteerde in veranderende abstracte patronen op grote rollen papier, die de basis vormden voor hun eerste films. Richters Rhythmus 21 (1921) laat door elkaar schuivende, groter en kleiner wordende rechthoekige patronen zien – horizontaal en verticaal – waardoor een ruimtelijk effect ontstaat.

Rhythmus 23 (1923) is wat gecompliceerder met diagonale richtingen en meer diverse patronen. Filmstudie (1926) laat een sterke combinatie van abstracte vormen en gefilmde scènes zien. In Vormittagsspuk (1927) stelt hij filmische experimenten ten dienste van absurdistische verhaallijnen en komische situaties (zie ook Dada & film 3: Hans Richter; helaas zijn Rhythmus 21 en Rhythmus 23 voor deze avond niet beschikbaar). Richter was deelnemer aan het dada-constructivistische congres van Theo van Doesburg in september 1922 in Weimar (zie De Soiree).
Ook de Amerikaan Man Ray begon in Parijs, waar hij in 1921 naartoe was getrokken, met filmische experimenten. Voor een dadaïstische avond in Parijs in 1923 vroeg Tristan Tzara hem één dag van tevoren een film aan te leveren. Om aan een snel resultaat te kunnen voldoen gebruikte Man Ray zijn fotografische procedé van de ‘rayograph’, het direct strooien van dingen als punaises, spijkertjes en peper- en zoutkorrels op – in dit geval – stroken filmnegatief, gecombineerd met opnamen die hij eerder gemaakt had (Le retour à la raison, 1923. Zie ook Dada & film 5: Man Ray; helaas geen film van Man Ray op deze avond).

Ballet mécanique (1924) van de Franse kunstenaar Fernand Léger en de Amerikaanse cineast Dudley Murphy – met bijdragen van Man Ray – is een snelle opeenstapeling van fragmenten van gefilmde beweging: van een schommelende jonge vrouw tot langzaam bewegende oogleden en kaleidoscopisch gefilmde geometrische figuren, en véél snel bewegende machineonderdelen, in een continu verrassende en vaak onlogische samenhang. Kortom: een mechanisch ballet. Aan de in Parijs verblijvende jonge Amerikaanse componist George Antheil werd gevraagd daarvoor de muziek te componeren. Antheil had een sterk ‘ontmenselijkt’ stuk op het oog, met 16 pianola’s, 2 piano’s, 4 xylofoons, 3 vliegtuigpropellers, minimaal 7 elektrische bellen, een sirene, 4 grote troms en een gong. Door praktische problemen werd het aantal pianola’s tot één teruggebracht, aangevuld met andere instrumenten. Uiteindelijk bleek de film bijna de helft te kort voor de lengte van het muziekstuk, zodat het stuk van Antheil bij een live muziekbegeleiding bij de film bijna twee keer zo snel wordt gespeeld (zie ook Dada & film 6: Ballet mécanique).
Luis Buñuel en Salvador Dalí combineerden een reeks gedroomde en gefantaseerde scènes tot een filmscript. Dit resulteerde in Buñuels eerste, korte film, Un chien andalou (1929), die gewoonlijk tot de surrealistische cinema gerekend wordt. Door de shockwerking, het irrationele, het absurdisme en de anti-logica kan deze film evengoed dadaïstisch genoemd worden.

Entr’acte, de ultieme dadaïstische film
De Parijse dadaïst Francis Picabia schreef het libretto voor een ballet van de dansgroep Les Ballets Suédois (Relâche) en bedacht ook het script voor een pauzefilm tijdens die voorstelling. De film Entr’acte (1924) werd gedraaid door René Clair; Erik Satie componeerde de muziek bij zowel het ballet als de film. Deze film is doordrenkt van dadaïstische onlogica, absurde situaties en humor, en voorzien van treffende filmische experimenten, die het absurdisme van de scènes alleen maar versterken. En Marcel Duchamp en Man Ray spelen een potje schaak op het dak (zie ook Dada & film 8: Entr’acte 2).
Meer over ‘Dada & film’ op Dadarockt: Dada & film

Programma:
Hans Richter, Filmstudie (1926)
Hans Richter, Vormittagsspuk (1927)
Fernand Léger & Dudley Murphy, Ballet Mécanique (1924)
Luis Buñuel (met Salvador Dalí), Un chien andalou (1929)
René Clair (met Francis Picabia), Entr’acte (1924)