HEROPVOERING Soiree DADA
Woensdag 11 en donderdag 12 januari 2023 in Het Zaeltje – Rosehaghe, Hoofmanstraat 12B Haarlem
Aanvang 20:00 uur. Kaarten 20,- euro.
LET OP: Matinee toegevoegd op donderdagmiddag 12 januari om 15.00 uur! Wegens grote belangstelling van de omwonenden in de Rosehaghebuurt is speciaal voor hen een extra matineevoorstelling toegevoegd. Inmiddels ook uitverkocht.
Bestel hier een kaart voor woensdag 11 januari 2023 UITVERKOCHT!
Bestel hier een kaart voor donderdag 12 januari 2023 UITVERKOCHT!
matineevoorstelling op donderdag 12 januari UITVERKOCHT!
Op 11 januari 1923 vond in Haarlem een opzienbarende DADA-soiree plaats, die deel uitmaakte van een Dada-tournee, of ‘veldtocht’, door Nederland. Deze veelbesproken en goed gedocumenteerde gebeurtenis wordt precies honderd jaar later, op dezelfde locatie, met een heropvoering geëerd.
Voorgeschiedenis
Naast zijn rol als voorman van De Stijl blijkt Theo van Doesburg er ook een opstandige, tegendraadse, dadaïstische kant op na te houden, die hij onder de naam I.K. Bonset vertolkt in klank- en lettergedichten, in collages en in zijn tijdschrift Mécano. In de zomer van 1921 ontmoet hij de dadaïstische ‘Merz’-kunstenaar/dichter Kurt Schwitters.
Van Doesburg weet zijn dadaïstische kant ook op een overtuigende manier in te zetten voor een constructivistisch congres in het Duitse Weimar, in september 1922 (het constructivisme is een stroming die vooral geometrische patronen gebruikt, overgewaaid uit Rusland/Sovjet-Unie; De Stijl valt er ook onder). Dit doet hij door buiten medeweten van andere betrokkenen om, oud-dadaïsten als Tristan Tzara, Raoul Hausmann, Hans Arp, Hans Richter én Kurt Schwitters uit te nodigen, die een behoorlijk dadaïstisch stempel op het congres drukken. Na veel verzet – constructivisme staat immers voor opbouw, terwijl het dadaïsme voor de constructivisten juist voor afbraak staat – gaat het congres alsnog door.

Op de eerste avond van dit dada-constructivistische congres (25 september 1922) vindt meteen al een dada-soiree plaats met Theo en Nelly van Doesburg, Hans Arp en Tristan Tzara, en mogelijk Raoul Hausmann. Of Schwitters op die avond van de partij is, is onbekend, maar twee dagen later is hij er zeker bij op een soiree in Jena. Die soiree bevat al veel elementen van de latere Hollandse soirees: Van Doesburg die een uiteenzetting over het dadaïsme houdt en lichtbeelden vertoont, Nelly die op de piano stukken speelt van de jonge Italiaanse avant-gardistische componist Vittorio Rieti, Schwitters en Arp met gedichten – genoeg stof voor het publiek om er zich met veel kabaal over op te winden.
In de zomer van dat jaar gaat De Stijl-collega Vilmos Huszár bij Van Doesburg in Weimar op bezoek, waarbij het idee ontstaat om ook het Nederlandse publiek met dada te laten kennismaken. Naast Schwitters, die enthousiast reageert, worden ook Arp, Hausmann en Tzara gevraagd, die uiteindelijk allemaal afzeggen.

Op 10 januari 1923 gaat de tournee in Den Haag van start, in de Haagsche Kunstkring. Die avond kan aan de hand van krantenverslagen worden gereconstrueerd. De volgende avond in Haarlem is echter nog beter en aansprekender gedocumenteerd. Hetzelfde programma, in een andere volgorde en met enkele variaties.

Haarlem
De soiree in Haarlem vindt plaats in Zaal Rosehaghe (tegenwoordig Het Zaeltje van dezelfde woningbouwvereniging Rosehaghe) aan de Hoofmanstraat. Met de architect van het sociale woningbouwproject van deze buurt, J.B. van Loghem, is Van Doesburg al jaren eerder in prettig contact gekomen. Van Doesburg benadert Van Loghem eind december 1922 voor het vinden van een geschikte locatie in Haarlem. De bouw van dit nieuwe wijkje is eerder dat jaar voltooid. Van Loghem wil graag meewerken aan de voorbereidingen van deze dada-soiree en benadert de woningbouwvereniging om gebruik te mogen maken van de gemeenschapsruimte, waar op dat moment nauwelijks iets mee gebeurt.
De woningbouwvereniging stemt toe. De zaal is geschikt voor een zittend publiek van ongeveer honderd man. Door veel publiciteit en verslagen van de eerste avond in Den Haag stroomt de zaal al snel vol. Ongeveer tweehonderd nieuwsgierige bezoekers proberen een plek te bemachtigen. De politie verschijnt – geen vergunning aangevraagd, zaal te vol, overleg, uitstel, overleg – en besluit dat de avond door mag gaan, mits het staande publiek de zaal verlaat, wat onder luid protest gebeurt. Sommige bezoekers hebben feesttoeters en fluitjes of een tafelbel bij zich. Van Loghem verschijnt met een hoge hoed waarop hij een miniatuur-stoommachientje van zijn zoontje gemonteerd heeft.

Op het podium zit, naast een tafeltje met een lamp en een glas water, Theo van Doesburg, in een zwart pak met een zwart overhemd en een witte stropdas, witte sokken, lakschoenen, en een monocle voor een oog. Hij begint zijn ‘Inleiding in de Dadasofie’ voor te lezen, waarin hij quasi-verhelderende inzichten in het fenomeen Dada verschaft, uiteraard niet gespeend van ironie en tegenspraak (zie Wat is DADA?). Het publiek roert zich met lachsalvo’s, gefluit, geblaf en gemiauw. Daarbij vindt Schwitters het nodig Van Doesburg herhaaldelijk te onderbreken door luidruchtig zijn neus te snuiten en door merg en been dringende kreten te slaken. Ten slotte richt Van Doesburg zich tot het publiek met de vraag: ‘Weet U nu wat “dada” is?’ – wat door het publiek brullend, proestend en gierend van het lachen met ‘Ja!’ wordt beantwoord.

Nelly (ook wel Pétro) van Doesburg maakt indruk met haar pianovertolkingen van drie stukken van Rieti. Schwitters draagt klank- en cijfergedichten voor, sommige razendsnel, en ook zijn dan al beroemde gedicht ‘An Anna Blume’; verder een absurd verhaal over een man die een volksopstand teweegbrengt door alleen maar ergens te staan, en een even absurd verhaal over drie gekleurde figuren die over een kolenkachel debatteren; ondertussen zorgt hij voor onverwachte wendingen en onderbrekingen, zoals de voordracht van een gedicht van Heinrich Heine, begeleid door muziek van Chopin. Vilmos Huszár bespeelt zijn ‘Mechanisch dansende figuur’, een constructivistische schaduwpop geprojecteerd op een scherm, onder begeleiding van castagnetten, een handclaxon, tromgeroffel op de piano en gekrijs van Schwitters; Nelly besluit de avond met een ragtime van Satie. Het brave Haarlemse publiek heeft zich een keer naar hartenlust kunnen uitleven.
Heropvoering
De heropvoering van de Soiree Dada wordt uitgevoerd door Theater Kwezel onder regie van Marius Bruijn.
Met:

V.l.n.r. Eddie Kagie als Kurt Schwitters, Marius Bruijn als Theo van Doesburg, Peter Stufkens als Vilmos Huszár en Ischico Velzel als Nelly van Doesburg.
Let op: Ook het publiek maakt deel uit van de heropvoering.
De Soiree Dada van 11 januari 1923 zullen wij honderd jaar na dato volgens het originele programma zo authentiek mogelijk opnieuw tot leven brengen. Het Zaeltje zal een authentieke sfeer ademen.
U vermoedt het al: ook het publiek maakt deel uit van die authentieke sfeer! Kom in passende jaren-twintig kledij – zie bijgaande collage met voorbeelden. Hedendaagse kleding, zoals sportieve of gewatteerde jacks, spijkerbroeken en sneakers, is uit den boze!

Destijds waren bezoekers al in zekere mate voorbereid op wat hun te wachten stond: sommigen kwamen bewapend met feesttoeters, fluitjes of zelfs een tafelbel. Schroom niet dergelijke geluidsmakers mee te nemen – ook een sleutelbos kan al een verrassend effect sorteren.
Neem contant geld mee! Voor een boek of boekje en consumpties aan de bar.
O ja, nog één ding: gebruik van mobiele telefoons is niet toegestaan. Maar dat had u zelf ook al bedacht.

© Kunstmuseum Den Haag
Een uitgebreid stuk over de ‘Dada-veldtocht’ is hier hier te vinden.
Belangrijkste literatuur:
W. de Graaf, In Haarlem snoot ik mijn neus zei Schwitters me. Dada in de Spaarnestad. Een reconstructie. Haarlem (Lenie Peetoom), 1987
K. Schippers, Holland Dada. Amsterdam (Querido), 1974, 2000